Theaterkrant - Tijd van de dingen
2024
Wanneer Van Helden begint te praten, is zijn toon even pretentieloos. ‘Soms maak ik voorstellingen die in een bus passen. Nu heb ik iets gemaakt wat in een doosje past’, zegt hij alsof hij een goede vriend is die de gedachten die op dat moment in hem opkomen met je deelt.
Original article
Volkskrant - Vo-lu-me
2023
Theater voor heel jonge kinderen is niet nieuw, maar deze makers, inclusief regisseur Inez Derksen, geven het genre een heel eigen impuls.
Original article
Theater als ruimte
2022
PLAN Brabant-maker Bram van Helden is al een tijdlang bezig met het bevragen van de centrale positie die de mens inneemt. In het theater, en daarbuiten. Maar in ieder geval in het theater. Ooit zag ik op de zolder van De Nieuwe Vorst een vroege installatie met folie, licht en lucht. Nu, tijdens Festival Cement 2022, gebruikt hij de grote zaal van De Verkadefabriek voor een epische variant: Bram vindt ruimte.
Original article
Het wonder laten werken: Bram van Heldens dubbelspel met de verbeelding
2022
Thomas van Huut spreekt Bram van Helden over zijn voorstelling Bram vindt ruimte waarin een Japanse kamer zichzelf schijnbaar uitvouwt. Het decor, dat normaal gesproken in dienst staat van de theatervoorstelling, krijgt hier de hoofdrol.
Original article
Gat in de ruimte. De avonturen van Janneke & de Reuzendoos ‘Dat past nooit binnen!’
2021
"Ik kreeg een telefoontje van Jeroen. Of ie even bij Copernikkel langs kon komen met een doos. Nu was ik op dat moment zelf niet aan het werk, maar ‘even langskomen’ kan eigenlijk altijd bij Copernikkel, dus waarom niet met een doos. Wat voor doos? Dat was moeilijk in een zin uit te leggen, maar het vervoeren ervan had door de afmeting nogal wat voeten in de aarde, naar ik begreep. Ik zei tegen Jeroen dat hij toch wel met zijn doos langs kon komen bij Copernikkel, aangezien andere collega’s wel aanwezig waren op dat moment."
Original article
Woosh!, peutertheater voor anderhalfjarigen is debuut voor Het Laagland Sittard
2020
Een theatervoorstelling voor kinderen van anderhalf jaar oud. Dat is zelfs voor een door de wol geverfde regisseur als Inez Derksen van jeugdtheatergezelschap Het Laagland uit Sittard een uitdaging. „Ik was altijd sceptisch om voor de allerjongsten aan de slag te gaan. Maar wow! Daar ben ik écht op teruggekomen.”
Original article
Achter het theatergordijn gaat een wereld van zoutkristallen, garen en rubbers schuil
2020
In Tilburg is een installatie te zien die een ode brengt aan het theaterdoek: I Open at the Close. Wat maakt theatergordijnen anders dan een gewoon stel gordijnen?
Vanuit de zonnige binnentuin van theater De Nieuwe Vorst in Tilburg stap je door een achterdeur zo de spaarzaam verlichte toneelruimte binnen. Voor je hangen twee nachtblauwe toneelgordijnen. Rustig ratelend openen ze zich. We zijn welkom, zij het tersluiks. Meer dan een bewegende installatie van elf toneelgordijnen krijgen we nog niet te zien. Alsof het zachte velours behoedzaam uit de mottenballen is gehaald en na een periode van donkerte zich weer opwarmt in theaterlicht. In het midden van het podium hangt een magisch vierkant dat zich volgens een computergestuurd algoritme opent en sluit. Eigenwijs, zonder sensoren, zich niets aantrekkend van bewegingen van de bezoeker.
We voelen ons nederig aan de voet van de metershoge, zware stoffen. Er klinkt geen muziek, geen flarden van vervlogen voorstellingen, geen applaus. Met deze meditatieve ode aan het toneelgordijn wil theatermaker Bram van Helden (32) markeren dat de deuren van theaters weer voorzichtig opengaan. De titel van de installatie, I Open at the Close, leent Van Helden uit Harry Potter-boeken, waarin de mysterieuze spreuk op een gouden bal tevoorschijn komt zodat de tovenaarsleerling beseft dat hij zijn leven moet durven offeren om het kwaad te verslaan.
Aulaeum
Wanneer het eerste toneelgordijn werd gebruikt is niet met zekerheid te zeggen. Maar de oorsprong moet worden gezocht bij de Romeinse amfitheaters. Daar deed rond 133 voor Christus het aulaeum zijn intrede, een gordijn dat met palen opgehesen of neergehaald kon worden om decors, acteurs en changementen voor publiek uit het zicht te houden. Het voordoek werd onder de grond opgerold. Moderne theaters hebben vaak geen voordoek meer, maar hangen meters stof op om de theatertechniek aan het zicht te onttrekken.
Alle toneelgordijnen, met hier en daar een spinnenwebje, zijn gemaakt in het atelier van Ron de Groot Theatertextiel in Waddinxveen, getuige het in de zoom genaaide label. Dit bedrijf heeft zich gespecialiseerd in het zelf vervaardigen van op maat gemaakte toneelgordijnen en zwevende balletvloeren.
Volgens kenners zijn er slechts drie bedrijven in Nederland die de markt bedienen van alle soorten ingenieuze brandvertragende stoffering voor publieke ruimten, van schouwburgen en stadions tot aula’s en zwembaden. ‘We hangen nu 5 kilometer aan stof op in het nieuw gebouwde Theater Zuidplein in Rotterdam’, zegt Nienke Walet (33), operationeel manager van Ron de Groot Theatertextiel. ‘Maar we verkopen nu ook aan dansers balletvloertjes van 4 vierkante meter. Zo kunnen ze thuis tijdens corona toch professionele danslessen online volgen.’
Wat velen niet weten, zegt oudgediende René Beyne (82): ‘Nederlands theatertextiel reist als succesvol exportproduct de hele wereld over. Als ik het Sydney Opera House in Australië zie voorbijkomen, denk ik trots: daar hangen onze gordijnen.’
Beyne, naar eigen zeggen geboren tussen toneeldoeken, verkocht na zijn pensionering het familiebedrijf van zijn grootvader, Willem Beyne & Zonen, aan ShowTex. ‘Weet je dat de afstopping, waarmee je theatertechniek aan het oog onttrekt, en decordoeken in Europa bijna overal zwart zijn en alleen in Nederland nachtblauw?’ Dat verklaart de kleur van de installatie in Tilburg.
Voor het waarom moeten we bij Gerbrand Borgdorff (60) zijn, directeur van Theateradvies: ‘Auke Wiegers probeerde ooit enorme lappen stof zwart te verven in de sloot achter zijn huis. De kleur pakte iets minder zwart uit. Toen heeft hij ze als nachtblauw verkocht. Sindsdien heeft Nederland als enige die kleur in het aanbod.’ Wie wil kan overigens alles kiezen, van vijftig tinten rood tot olijfgroen, okergeel en pimpelpaars. Grijs klinkt neutraal maar doet volgens Walet in een donkere theaterzaal al snel aan een uitvaart denken. Beyne: ‘Toon Hermans wilde een keer een voordoek van kunstgras. Loodzwaar. Maar we hebben het gemaakt. Brandvrij. Hij heeft ermee gereisd.’
Walet herinnert zich ook de anekdoten over nachten doorwerken en dutjes in de doekenwagen ‘omdat architecten toneelgordijnen regelmatig als laatste bestellen.’
Ze roemt het handwerk en de praktische slimmigheden bij problemen: ‘De Jan-Willem is bijvoorbeeld een kabelrubber om kabels aan zogeheten trekken te bevestigen, zonder gaffertape. Een Nederlandse uitvinding. Met die trekken worden decorstukken, licht- en geluidsapparatuur opgehesen. Nu gaat dat automatisch. Vroeger met de hand.‘
Walet vertelt enthousiast over alle soorten garens en stoffen die brandwerend kunnen worden gemaakt. Zoals het klassieke mohair velours van het steeds minder populair wordende voordoek, vooral nog gebruikt bij het slotapplaus. Beyne: ‘Een technicus die de timing niet goed aanvoelt kan een applaus kapottrekken met het verkeerd ophalen van het doek.’
Als de gordijnen moeten worden gereinigd kunnen ze niet naar de stomerij. ‘Dat gaat echt niet. Het zijn lappen van 15 meter hoog en 20 meter breed. Bovendien lossen dan de brandwerende zoutkristallen op. Voorzichtig borstelen en ééns per jaar met een mattenklopper of luchtspuit schoonmaken. Dan gaan ze makkelijk twintig jaar mee. De theaterwereld werkt steeds duurzamer. Afgedankte doeken vermaken wij voor amateurgezelschappen of dorpshuizen.’
En de hit op dit moment? Walet: ‘We verkopen nu veel velours lapjes met goudkleurige bestikking om stoelen vrij te houden, voorheen waren die bedoeld voor de koninklijke familie, nu voor de anderhalve meter afstand.’
Original article
Ratelend woud van theatergordijnen
2020
Fans van Harry Potter zullen de titel direct herkennen als de mysterieuze spreuk op de gouden toverbal die de Zweinstein-leerling met zijn mond vangt: I open at the close staat er op ‘the snitch’. Harry begrijpt hieruit dat hij zijn leven moet offeren om Lord Voldemort te kunnen verslaan. Soms moet het ene eindigen om het andere te laten beginnen. En zo gebruikt theatermaker Bram van Helden (32) het citaat voor een installatie met toneelgordijnen, om te markeren dat de deuren van theaters weer voorzichtig opengaan, na een dichte, donkere periode.
Van Helden, met een kort verleden als goochelaar en een master muziektheater en diploma theaterdocent op zak, heeft een voorliefde voor het theatraal maken van levenloze objecten. Dit keer heeft hij een stapel donkerblauwe toneelgordijnen uit de mottenballen gehaald. Van Theater De Nieuwe Vorst in Tilburg kreeg hij vrij spel in de zaal voor een installatie, aldaar tot en met 9 augustus te zien. Elf stuks hangen als stille getuigen van vervlogen voorstellingen aan hun richels en gaan volgens een computergestuurd programma afzonderlijk open en dicht.
Rrrrrrrr-t, zo klinkt de wrijving tussen katrol en magneetjes in de verder stille zaal. Geen muziek, geen applaus, slechts het openen en sluiten van het zware brandvertragende velours en de zachtgele gloed van een paar theaterspots. Bij een enkele voel je de zware stof meetrillen – je mag er best aankomen. Je mag er achter gaan staan om je even een artiest te wanen, zenuwachtig voor opkomst, of opgelucht bij het halen van applaus. Je mag je beschut voelen of geïmponeerd weten door de hoog oprijzende lappen, verstoppertje spelen met een andere bezoeker of eenzaam dwalen door het kleine doolhof.
Veel meer gebeurt er niet. Van Helden heeft er met zijn kompanen Thijn Kolk (uitvoering) en Jeroen Offerman (artistiek advies) voor gekozen om er geen toeters en bellen bij te halen. Geen lachband, geen wegstervend applaus, geen flarden muziek. De toneelgordijnen bewegen autonoom, ze reageren niet op bewegingen van bezoekers. Met dat laatste hebben de makers wel geëxperimenteerd, door sensoren aan de gordijnen vast te maken. Maar dan werden de bezoekers weer de baas, aldus Van Helden. Terwijl hij de toneelgordijnen de regie in handen wilde geven.
Dat betekent dus wel dat je niet cynisch achterover moet leunen om te denken naar welk simpel conceptueel kunstwerk je nu weer zit te kijken. Je verbeeldingskracht moet aan het werk. Of je meditatieve inborst. Her en der lichten sliertjes spinnenweb grappig op in spots. Mogen zij ook eens. Soms duikt een andere bezoeker plots op als figurant achter een zich openend gordijn.
Jammer dat de rijen gestapelde stoelen niet opengeklapt konden worden, vanwege ruimtegebrek. Dan zou je oog in oog staan met een lege maar hongerige tribune. En zou je daarop even plaats kunnen nemen om te voelen aan het pluche dat zonder menselijk zitvlees zo verschraald nutteloos overkomt. Zo is het ook met dit kleine verstild-ratelende woud van toneelgordijnen. Het smacht naar de homo ludens. Of is dat projectie?
Original article
Festival Cement, kraamkamer van theatertalent. Biedt elke dag een digitale premiere
2020
"Van Helden maakt wonderlijke performances van levenloos materiaal, of, zoals hij het noemt ‘plastic organismen’, die hij theatraal tot leven wekt. Zo ook hier, als de deken op onnaspeurbare wijze begint te ritselen, knisperen en verkreukelen, alsof het ding langzaam vlamvat, samenkrimpt en smelt. Zo’n nooddeken wekt de associatie met rampen, bootvluchtelingen, drenkelingen. Meteen zie je de journaalbeelden voor je, van geknakte mensen gehuld in dat wrange goud. Maar het geknisper en de warme bronzen gloed doen hier ook denken aan een fijn knapperend haardvuur. Een paradoxale beleving is het: van ramp en geruststelling, van catastrofe en troost."
Original article
Hub! met Bram van Helden en Anneke van der Linden
2020
In deze derde aflevering gaat Twan in gesprek met Bram van Helden uit PLAN, de hub voor theater, dans en circus. Bram maakt werk op het snijvlak van theater en beeldende kunst waarbij hij alledaagse zaken als een stuk plastic of grondzeil tot leven wekt. Zo ontstaat voor zijn publiek een tijdloze wereld. Samen met zijn mentor (en De Nieuwe Vorst programmeur) Anneke van der Linden vertelt hij over Japanse beeldentuinen, robotica en de teunisbloem.Talent moet je koesteren, vinden we in Brabant.
Listen to the podcast
Door in my head - Michiel Deprez
1
2020
In een lege huiskamer staat kunst, lijkt het.
Ik merk beweging.
Een donkergrijs stuk dekzeil transformeert langzaam.
Ik had het kunnen missen.
Het beweegt niet doelgericht, maar eerder reflexief. Zoals een blad dat verdort en in zichzelf krult,
of een hagedissenstaart die is afgeworpen en spastisch heen en weer beweegt, maar dan veel
langzamer. De beweging is traag genoeg om de verschillende vormen die worden doorlopen te laten
spreken, maar niet zo traag dat de beweging zelf onzichtbaar wordt. Wanneer de hoeken net van de
grond komen drukt het voor mij een enorme inspanning uit, door de lange hefboom. Als de hoeken
omhoog wijzen krijgt het iets heel viriel, en wanneer ze naar mekaar toevouwen wordt het dan weer
iets vertederend en zelfs zielig, alsof het zeil zichzelf probeert te omhelzen. Bij de omgekeerde
beweging lijkt het een proces van openbloeien. Daarna wordt het hoe langer hoe meer een soort
ademhaling, iets cyclisch en organisch.
Organisch is een goed woord om dit werk te omschrijven, ondanks of misschien net dankzij het
synthetische materiaal. Het artificiële en functionele karakter van het materiaal wordt niet verstopt,
daarvan getuigen de gouden ringetjes in de hoeken, die kunnen dienen om het zeil de bevestigen.
Misschien zorgt dit gebruik van synthetisch materiaal ervoor dat de natuurlijkheid van de beweging
mij verrast en zo nog meer tot de voorgrond treedt.
Misschien laat de nederigheid van dit object mij stilstaan bij hoe ik dingen (gebruiksvoorwerpen)
gebruik. Ik voel in elk geval empathie voor het denkzeil en die empathie wordt nog groter omdat het
een ding is dat eigenlijk geen medeleven zou moeten uitlokken.
Het zijn zeker ook de miniscule schokjes en stootjes in de beweging die dit wezen zo fragiel maken.
Arm, vergeten dekzeil, wie draagt er zorg voor jou?
Het organische karakter zit ook in het cyclische van het werk. Het heeft geen begin, midden en eind
maar het gaat eindeloos door, in en uit, open en dicht. Die cyclus is heel geruststellend voor mij als
kijker, het geeft mij een tijdskader om in te kijken en het verzekert mij dat het blijft werken ook als
ik niet kijk.
Ik vind het anders vaak moeilijk om in te schatten hoe lang ik moet kijken naar een kunstwerk.
Vanaf wanneer begint iets te werken? Hoe lang moet je stilstaan bij een kunstwerk om het een kans
te geven? En wanneer is het uitgewerkt? Beeldende kunst is vaak ruimtelijk heel duidelijk
gekaderd, maar het tijdskader is vrij. Het ritme van dit werk geeft het een aangename houvast in de
tijd, zonder een strikte afbakening.
Ik kan niet meteen zeggen of de bewegingen zich telkens exact herhalen, of elk kreukje zich
daadwerkelijk herhaalt bij elke nieuwe contractie. Het oppervlak is te complex en onregelmatig, en
de beweging zelf is ook zeer complex. Er zijn stukken die opblazen, omkrullen en inkreuken. Het
licht reflecteert op verschillende vlakken.
Ik krijg na verloop van tijd zin om een klein mannetje te zijn dat op het dekzeil kan staan, om in het
veld van kreuken te kunnen rondkijken en grote bergen te zien verrijzen en neerstorten. Zodat
textuur landschap kan worden.
2
Ik merk beweging.
Ik merk dat ik nog niet alles had opgemerkt.
Het duurt even voor ik merk dat er een tweede beweging in de ruimte plaatsvindt. Aan de muur
hangt een rolletje, ongeveer ter grootte van een rol duct tape en met ongeveer dezelfde vorm. In
plaats van plakband is het een strook glad plastiek die op de rol zit, vergelijkbaar met het materiaal
van een filmrolletje. De rol draait langzaam rond waardoor telkens een strookje wordt opgerold, om
er dan weer af te glijden en neerwaarts te hangen. Maar, tenzij je van heel dicht kijkt, zie je enkel
het korter worden van de strook die neerhangt, het ronddraaien van het rolletje zie je niet.
Dit effect, een strookje dat korter wordt, is heel bevreemdend. In tegenstelling tot het vorige werk
voelt het artificieel en synthetisch. De beweging doet mij vaag denken aan de grote hamers die
gebruikt worden om stalen balken de grond in te drijven. Het heeft iets onverbiddelijk en daardoor
soms zelfs tragisch.
Het materiaal is veel sterieler, er zijn bijna geen imperfecties in het blinkende gladde oppervlak.
Het feit dat het aan de muur hangt geeft het iets praktisch en functioneel. Het past beter in de wereld
van huizen en muren, het staat niet in de weg en heeft een eigen plaats, net als de thermostaat en de
lichtschakelaar op die zelfde muur. Het neemt ongeveer evenveel plaats als hen in beslag. Het zou
een apparaat kunnen zijn, iets met een functie die nu ten einde is, dat men is vergeten uitzetten.
Het is net als het vorige werk cyclisch herhalend, maar voor mij lijkt het een herhaling die niet
duurzaam is. Het is telkens een langzame opbouw naar een plotse anticlimax. Ik krijg het gevoel dat
dit niet eindeloos kan doorgaan, het is te vermoeiend, er moet ergens entropie in het spel zijn. Ik wil
zelfs niet dat het doorgaat, mijn grootste verlangen is dat de cyclus stopt eens het is opgerold. Mijn
grootste voldoening komt telkens op dit moment, wanneer de rol een perfecte cirkel vormt. Hoe
jammer vind ik het dat het toch blijft doorgaan en dat al die moeite opnieuw moet worden genomen.
Temeer omdat het moment van perfectie telkens net zo lang duurt dat ik toch ga hopen “Misschien
is het nu stilgevallen”.
Beide werken hebben iets verlaten en vergeten, alsof het relieken zijn van een hoogtechnologische
beschaving, artefacten die nog een stukje leven in zich hebben. Dingen die ooit iets deden en nu
verder doen hoewel er niets meer is om uit te voeren. Dingen die nooit echt gewaardeerd zijn om
hun activiteit, met gemak genegeerd. De enige reden dat ze nu wel opvallen is dat hun betrouwbare
arbeid nu zinloos en geïsoleerd is. Desondanks zijn ze niet dolgedraaid. Hoewel hun werk nu
zinloos is, blijven ze toch sereen in de uitvoering.
Maar er is een belangrijk verschil tussen de twee entiteiten, namelijk dat de rol zich niet kan
losbreken uit zijn functie, en dus gedoemd is om uiteindelijk wel stil te vallen, vast te lopen en uit te
doven. Het dekzeil daarentegen heeft een eigen adem gevonden, de zinloosheid van zijn of haar
bestaan lijkt zelfbestendigend geworden. Het leven dat een anorganische doorstart neemt.
Door in my head - Lucas Kastelijn
103 m in 4h 11 m en X
2020
I pity inanimate objects
Because they can't move
From specks of dust to paperweights
Or a pound note sealed in resin
Plastic Santas in perpetual underwater snowstorms
Sculptures that appear to be moving
But aren't
I feel sorry for them all
[..]
Godley & Cream
Tijdens de expositie 'Een deur in mijn hoofd' te Tilburg, toont Bram
van Helden twee werken: '103 m in 4h 11 m' en 'X'.
'103 m in 4h 11 m' Bestaat uit wat lijkt op een rol plakband die aan
de muur is bevestigd, als een lege wandklok zonder wijzers.
Bij langer kijken blijkt de rol plakband langzaam rondjes te draaien,
het uiteinde valt van de rol en wikkelt zich er weer omheen.
Als dit plakband is, dan moet het wel hele oude plakband zijn, die
niet meer plakt. Hoe lang is dit proces al aan de gang?
Heeft die rol zich al zo vaak op- en afgerold dat de plaklaag
verdwenen is?
'103 m in 4h 11 m' lijkt een manier te zijn om te voorzien in de
noodzaak om hoe dan ook de tijd te blijven meten. Door met je
nagel elke dag een streepje te kerven in de muur van je cel, of
desnoods '103 m.' plakband op op te rollen en die tijd dan
'4h 11m' te noemen. Een analoge klok die meet in een bijzondere
tijdseenheid.
Maar we zien niet de hele rol die zich op- en afwikkelt, maar alleen
het allerlaatste stukje. Zoals een groef op een langspeelplaat die
nooit zijn einde bereikt, maar gedoemd is om zijn laatste
omwenteling steeds te herhalen.
Een klok die een einde markeert, door juist niet stil te staan.
Er moet hier iets zijn dat is afgelopen. Maar wat?
Het werk 'X' roept bij sommige bezoekers de klassieke vraag op
'of dit er ook bij hoort'. Begrijpelijk. Op het eerste gezicht bestaat
het werk slechts uit een gewoon stuk kunststof dekzeil, zij het wat
klein uitgevallen, dat schijnbaar achteloos op de vloer is
achtergelaten.
Pas bij langer kijken blijkt het zeiltje heel langzaam, uit zichzelf, in
beweging te komen. Twee hoekpunten richten zich langzaam op.
Op het zeiloppervlak ontstaan eerst rimpels, dan plooien en daarna
kloven, als een berglandschap dat gevormd wordt; bijna met
dezelfde geologische traagheid.
De bergtoppen richten zich verder op, lijken even naar elkaar toe te
groeien, elkaar aan te willen raken als twee verkrampte vingers.
En net nu ik zelfs even aan De Schepping van Adam moet denken
ontspant alles zich weer, met dezelfde traagheid, een hele lange
uitademing waarbij het blauwe klovenlandschap transformeert tot
een roerloos oceaanoppervlak. Zo blijft het even liggen tot dat alles
weer opnieuw begint.
Tot die tijd is net een klein blauw dekzeiltje schijnbaar achteloos op
de vloer achtergelaten, waarvan je je kunt afvragen of het er ook
bij hoort.
Van Helden vertrekt vanuit eenvoud en alledaagse voorwerpen en
materialen. Door kleine, ingenieuze technische ingrepen geeft hij
zijn materialen innerlijke beweging die je bezieling kunnen
noemen.
Hierin onderscheidt het zich van het werk van bijvoorbeeld Zoro
Feigl. Ook Feigl werkt met vergelijkbare materialen, maar in zijn
zoektocht naar het 'gedrag' van tuinslangen, kabels of afzetlinten
toont hij in zijn installaties vooral de buitenkant, het spektakel.
Dat spektakel is wat Van Helden juist vermijdt.
Ook zijn werk is steeds in beweging, maar juist traag en vloeiend,
als een in zichzelf gekeerde danser of zen-meester.
Zo herijken ze je gevoel van tijd.
Lucas Kastelijn
CulTuur – Seizoen 8, aflevering 16
2019
Deze week zien we in CulTuur hoe het spreken van een andere taal bij BANK15 geen belemmering hoeft te zijn om elkaar beter te leren kennen. We bezoeken het Natuurmuseum Brabant en zien we daar de komische toevalstreffers van de Comedy Wildlife Photography Award en ten slotte gaan we langs bij de expositie 'Deur in mijn hoofd' in de Laagstraat in Tilburg.
Watch the video
Uitvoerende en beeldende kunst komen samen tijden Performance Art Weekend
2019
Het was rondom het Wilhelminapark een culturele drukte van belang, want op 5 en 6 oktober werd voor de eerste keer het Performance Art Weekend Tilburg georganiseerd. Bezoekers konden een route langs vier verschillende locaties volgen waarbij volgens de organisatie de grens tussen theater en beeldende kunst vervaagde. En als er iemand is die van…
Het was rondom het Wilhelminapark een culturele drukte van belang, want op 5 en 6 oktober werd voor de eerste keer het Performance Art Weekend Tilburg georganiseerd. Bezoekers konden een route langs vier verschillende locaties volgen waarbij volgens de organisatie de grens tussen theater en beeldende kunst vervaagde.
En als er iemand is die van vervagende grenzen binnen de cultuur houdt, dan zijn wij het wel. Dus gingen we op pad naar dit bijzondere weekend, georganiseerd door PARK en Theater De Nieuwe Vorst.
Watch the video
Rustgevende ervaring met een unheimisch randje
2019
Future Zen Garden 5 is een aangename onderbreking van al het uitbundige theatergeweld op de Parade, een rustgevende ervaring die ook een beetje een unheimisch randje heeft.
Theatermaker Bram van Helden heeft een fascinatie voor wat hij ‘plastic organismes’ noemt. In zijn reeks Future Zen Garden geeft hij steeds een nieuwe vorm aan zijn werk (performances, installaties, exposities) maar het gegeven van levenloos materiaal dat op theatrale wijze leven wordt ingeblazen staat centraal. Van Helden vraagt ons zo om op een andere manier naar de natuur te kijken, in een omgeving die van menselijke invloeden verschoond blijft.
Op de Parade verwelkomt hij het publiek in een piepklein zaaltje midden op het terrein. Schuchter legt hij aan de toeschouwers uit dat hij zelf vaak de behoefte voelt om zich te onttrekken aan alle prikkels van de buitenwereld, en dat deze installatie/performance daar een poging toe is.
Inderdaad is rust en reflectie een van de effecten van Future Zen Garden 5. De verschillende objecten die Van Helden in de ruimte heeft gelegd en opgehangen komen langzaam in beweging onder begeleiding van rustige percussie. Het is alsof een buitenaards ecosysteem zich voor je ogen ontvouwt, waarbij de illusie van autonoom leven bijna volmaakt is vanwege het trage tempo waarop alles gebeurt.
Tegelijkertijd is het juist die vervreemding die de performance ook iets onbehaaglijks geeft. De muziek slaat op den duur een dreigender register aan en het hypnotiserende schouwspel krijgt iets sinisters. Op een subtiele manier maakt het posthumanisme van Future Zen Garden 5 een vergelijkbare angst los als de dark ecology-romans van Jeff VanderMeer, bekend van de ontregelende Netflixverfilming Annihilation. Het is de confrontatie met het feit dat de mens onderworpen is aan de grillen van de natuur, en niet andersom.
In vijftien minuten weet Future Zen Garden 5 je zo even totaal los te weken van de hustle and bustle van het Paradeterrein.
Marijn Lems
Original article
In de tuin van Bram van Helden
2019
In augustus 2018 word ik thuis uitgenodigd door Bram van Helden. Bij binnenkomst
zegt hij dat we het eerste uur waarschijnlijk nauwelijks zullen praten. We zitten in zijn
achtertuin, in een Tilburgse arbeiderswijk. De geur van een barbecue komt over de
schutting. Bagel, de buurtkat, land met een zachte plof op het gras en leunt tegen zijn
been. Achter de tuin, op de parkeerplaats, koelt een automotor tikkend af. We zitten
op klapstoelen bij een Teunisbloem. Sommige mensen zouden het stil noemen, een
zomeravond waarop niets gebeurt.
Van Helden werd geboren in Hengelo, Overijssel, in een rijtjeshuis aan een
grasveld. Wat op het eerste gezicht een slaperige wijk was, werd op zijn tweede de
locatie voor een ondergronds giflek. Onder het veld bleek een gedempte vuilnisbelt te
liggen waar chemicaliën uit stroomde. De lokale ramp was al jaren aan de gang,
zonder dat iemand het doorhad.
Dergelijke bewegingen en veranderingen van ogenschijnlijk levenloze materialen
intrigeren Van Helden. “Laatst zette ik een volle boodschappentas op het aanrecht en
ging lezen op de bank. Na een half uur viel de tas met een klap van het aanrecht. Een
vlaai pastasaus lag op de vloer, de keukenkastjes zaten onder de spetters en overal
lagen scherven. Sinds ik de tas had neergezet waren de boodschappen een half uur
bezig geweest.”
Het kraken van een trap waar niemand op loopt, het knappen van een steen, het
uiteenvallen van plastic in water; het zijn fenomenen die de hiërarchie tussen mens en
ding bevragen. “Alles is in beweging en als mens ben je onderdeel van de omgeving,
een van de actoren. Het is belangrijk om niet alles te zien als het gevolg van een
menselijke handeling.”
Volgens Van Helden kan dit besef getraind worden door te luisteren. Geluid duidt
op beweging. Vrijwel nergens is het volledig stil. Wat er klinkt vertelt iets over de
locatie, wat er gebeurt. Door te luisteren maak je jezelf ondergeschikt aan de plek.
Met Plasticville wil hij een ruimte creëren waar de mens mag komen kijken, mag
komen luisteren, zich iets mag laten vertellen in een niet-menselijke taal.
Ogenschijnlijk dode dingen leven. Er kraakt iets, rolt uit, komt naar je toe en trekt
zich terug. “Ideeën en opvattingen mogen bij de ingang worden achtergelaten. Ik zou
het mooi vinden wanneer mensen hier kalm van worden op een actieve manier.
Misschien is meditatie niet precies het goede woord... Als mensen willen mediteren
kan dat natuurlijk. Het is vooral proberen opnieuw waar te nemen, iets niet proberen
te snappen. Niet-snappen is het moeilijkste dat er is.”
Het duurde een half uur voordat we over Plasticville beginnen te praten. Eerst is het
de beurt aan de Teunisbloem. Van Helden wijst op een knop. Ergens lacht een kind,
een vliegtuig komt over. Een twijg schraapt langs het schuurtje. Dan, in een spiraal,
vouwen de gele bloembladeren zich open. De snelheid waarmee dit gebeurt is
wonderbaarlijk. Ik had het niet verwacht en ik kan niet precies vertellen waarom,
maar het bloeien van de Teunisbloem, en het in stilte wachten op, geeft me inzicht in
Van Heldens werk. “Zo,” zegt hij. “Wat wil je vragen.”
Daniël de Lier
Talent krijgt volop de kans op Festival Cement in Den Bosch
2019
DEN BOSCH - De twintigste editie van Festival Cement zit erop. Al twee decennia een podium voor jonge theatermakers. Vaak genoeg heeft dat geleid tot een showcase van verrassende en vernieuwende producties, ofschoon er ook wel eens een minder verheffend stuk tussenzit. ,,Ieder talent verdient een eerlijke kans."
Je reinste horror. Daar had het spraakmakende project Plasticville van Bram van Helden en Thijn Kolk beslist iets van weg. Op de naakte 'industriële' zolder van het Werkwarenhuis waande het publiek zich in een experimentele en tegelijk mysterieuze tuin. Met daarin een reeks plastic 'organismen' die mede dankzij méér dan dertig gecodeerde motortjes daadwerkelijk tot leven kwamen.
De twee kunstenaars hadden gebruik gemaakt van diverse materialen, variërend van noppen-, cellofaan- en noodfolie tot dekzeil en opvulchips. ,,Verschrikkelijk eng dat al het dode plastic hier zo verrekte springlevendig is", siste een mannelijke bezoeker die er vervolgens met de staart tussen de benen vandoor ging. ,,Haha, zoiets kan gebeuren", reageerde Van Helden. ,,Wat kunst allemaal niet teweeg kan brengen..." Het betrof een van de 23 (unieke) festivalvoorstellingen die zich -verdeeld over zes locaties- in negen dagen tijd afspeelden.
Original article
GALM Vijfde Variaties - Theaterkrant
2017
Op het Marineterrein op het Amsterdamse Kattenburg staan we bij een gebouw dat ooit het officiersverblijf was. In 2017 heette het Pension Homeland en in het jaar 2117, waarin we ons nu bevinden, is de plek het startpunt voor een toeristische rondleiding door het laatste stukje origineel Amsterdam. Theatermaakster en actrice Hedwig van Leuven neemt ons als reisleidster mee door de stad van honderd jaar geleden; de tijd dat mensen nog naar het theater gingen.
Voor de vijfde keer brengen Over het IJ Festival en het Grachtenfestival jonge theatermakers en musici samen om korte performances op locatie te maken. De eindregie is in handen van Annechien Koerselman. Drie losse voorstellingen worden verbonden door een vierde performance: een theatrale wandelroute over de Oostelijke eilanden Kattenburg en Wittenburg. Hierin kijken we met onze reisleidster vanuit de toekomst naar 2017. Onderweg komen we objecten tegen als een prullenbak (“Nog van voordat we alles konden ‘deleten’”) en krijgen we de functie van een zebrapad uitgelegd (“In 2017 ook al regelmatig genegeerd”). Van Leuven improviseert er lekker op los en duidt elementen uit het straatbeeld die we tegenkomen als rariteiten van honderd jaar geleden. We lopen door de stad als door een museum.
De eerste performance op de route is getiteld Klauter en is niet de sterkste. Noor Nitzche, fysiek theatermaakster, en Joep Bollinger, muzikant, bewegen samen over een klimtoestel met glijbaan dat op een grasveldje tussen flats staat. Met glijden en slaan op het metaal creëren ze samen de minimalistische klankmuziek van een speeltoestel. Theatraal valt er alleen weinig te beleven. Het thema van de performance – idealen – is slechts vaag te herkennen in een scène waarin de twee elkaar achterna jagen met een rode vlag.
De tweede performance Een klein stukje liefde is van Liza Kollau en Lusanne Arts en voert naar een liefelijk prieeltje op het Windroosplein. De twee makers brengen een ode aan de liefdesbrief en de kleine simpele poëzie. Ze wijzen om zich heen naar de huizen op het plein en vertellen over hoe de bewoners kleine daden van (naasten)liefde aan elkaar bewijzen. Bij de lyrische vioolklanken van Tijmen Veelenturf, een mooie compositie van Kim Spierenburg, komen aandoenlijke verhalen voorbij over een vrouw die bij de Albert Heijn ineens een liefdesbrief krijgt, of een man die altijd thee komt brengen aan de mensen die de gemeenschappelijke tuin bijhouden.
De laatste stop is de Oosterkerk. Dit gebouw uit de 17e eeuw stond er al toen de Oostelijke Eilanden nog een belangrijke schakel in de scheepsbouw en handel van de VOC vormden. Pianiste Sylvie Klijn en acteur Bram van Helden maken die rijke geschiedenis onderdeel van hun voorstelling Galm. Dit zorgt ervoor dat hun muzikale en poëtische performance verder reikt dan wat we eerder zagen. Verleden, heden en toekomst worden verbonden. In een mooi poëtisch samenspel van tekst en muziek vertellen Klijn en Van Helden de geschiedenis van het water op die plek en de galm van vroeger die doorklinkt tot in het heden. Met behulp van minimale middelen verbeelden ze de geschiedenis van de Oostelijke Eilanden: van de golven in de zee en het land dat door mensenhanden geschapen werd, tot de VOC-schepen van toen en het vertier dat Amsterdammers nu op het water zoeken.
De Vijfde Variaties is een avond vol afwisselend (muziek)theater, maar de samenhang tussen de verschillende onderdelen ontbreekt nog te veel. Het geheel wordt een hink-stap-sprong door de geschiedenis. Waar bevinden we ons in de tijd en wat hebben de verschillende gebeurtenissen en performances met elkaar te maken? De voorstelling is zo een leuke presentatie van jonge makers op locatie, maar is als geheel wat chaotisch.
Hedwig van Leuven & Florian Slangen
Original article